De Europese gedachte gaf uitdrukking aan een werkend perspectief uit voor onderlinge samenwerking van bepaalde Europese lidstaten. Bij de introductie van de Europese Idee werd aanvankelijk een zonovergoten beeld getoond dat schitterde in een christelijke vernislaag. Inmiddels blijkt het droombeeld van de Europese gedachte moet worden herleid tot een keihard politiek pragmatisme van een elite. Het centrale motief is de gelijkheidsideologie, gehuld in seculiere religiositeit. Het beoogt de eenheid van de ‘proletariërs aller naties’ om solidair in de aanbidding van het beeld van Mammon het materialisme te dienen en bereid te zijn tot het onophoudelijk offeren van geld. Alles zal kost wat kost gericht zijn op het in standhouden van de geldcirculatie met de euro als inzet.
Eenheid, stabiliteit en solidariteit zijn richtinggevend voor de marsroute om tot verdere integratie te komen die de Europese Unie grootser en krachtiger moet maken, hoog verheven boven alle deelnemende lidstaten afzonderlijk.
De voortgaande integratie die zich in de loop der jaren ontwikkelde leidde er toe dat de diverse vormen van Europese samenwerking werden georganiseerd in Europese gemeenschappen, zoals de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, de EGKS en de Europese Economische Gemeenschap, de E.E.G. Een verdergaande vorm van integratie vond plaats toen die diverse Europese gemeenschappen werden ondergebracht in de Europese Gemeenschap. Vervolgens diende zich de Europese Unie aan waarbij de muntunie tot stand kwam, zich vervolgens ook een bankenunie aankondigt en het streven gericht is op het ontstaan van een politieke unie. Intussen is die ontwikkeling zo complex geworden dat de roep om meer integratie alleen maar harder doorklinkt. De weg terug lijkt onbegaanbaar Steeds verdergaande integratie is nodig om aan de integratieproblematiek het hoofd te kunnen bieden.
Er heeft zich een groeiend conglomeraat van supranationale organisaties gevormd dat volledig bureaucratisch wordt aangestuurd. Wel wordt het geheel beheerst door het krachtenveld van deelnemende lidstaten die daarbinnen een weg zoeken om hun nationale aanspraken en belangen te behartigen. Ook het Europese Parlement, weliswaar gekozen door de bevolking van de deelnemende lidstaten, is als instelling niet meer dan een onderdeel van de supranationale bureaucratie.
Niet formeel, maar wel praktisch is de Europese Unie met het Verdrag van Lissabon van een ‘grondwet’ voorzien.
Kenmerkend is de vlag van de Europese Unie met zijn hoogst bedenkelijke roomse beeltenis, het blauw van Maria en de twaalf sterren van haar kroon.
Als volkslied van de Europese Unie kan het slotkoor van de Negende Symfonie van Beethoven ten gehore worden gebracht: “Alle Menschen werden Brüder”, waarmee eurofielen, desgewenst diep ontroerd de solidariteit van het Europeanisme kunnen bezingen.
En het meest centrale eenheidsmotief is de euro, zij het beperkt tot de zone waar die van toepassing is. De rechtstaat die de Europese Unie als superstaat wil zijn, zal, onder verwijzing naar de woorden van Groen van Prinsterer, niet boven het niveau van een burgermaatschappij kunnen uitkomen ‘met het stemrecht als grondslag en het geld als het enige cement van de samenleving.’ [1] De euro als het smeermiddel van de Europese Unie.
Maar daarmee is ook de achilleshiel van de Europese Unie in beeld gekomen. De diversiteit van de onderscheiden lidstaten is zo groot, dat de dreiging van desintegratie niet van de lucht is. Als munteenheid voor het geheel van een Europese Unie in ontwikkeling is de euro strikt genomen niet te handhaven.
Toch wordt daar tot iedere prijs wordt aan voorbijgegaan. Voor bondskanselier Angela Merkel stond het in 2011 al volkomen vast: “Als de euro mislukt, zal Europa mislukken.”[2] En de Italiaan Draghi, president van de Europese Centrale Bank, de ECB, liet in de zomer van 2012 weten dat hij er alles aan zou doen om de euro te redden, ‘whatever it takes’. En hij voegde daar onheilspellend aan toe: “And believe me, it twill be enough.”[3]
Inderdaad, het zal genoeg blijken te zijn. Met het droombeeld van toenemende samenwerking zijn de Westeuropese natiestaten de weg ingeslagen naar een centrale eenheidsstaat. Hoe groot zal de ontnuchtering echter zijn als we onder ogen moeten zien dat de nationale staten hun zelfstandigheid zozeer hebben prijsgeven dat er niet aan valt te ontkomen om als federatieve staten ten onder te gaan in de Verenigde Staten van Europa.
Hoe afschrikwekkend ook afgeschilderd, maar met dit wenkend perspectief voor ogen, geldt slechts het gezegde: “Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.” Exit. Wegwezen.
[1] Groen van Prinsterer, G.: Ongeloof en Revolutie, 4e druk, blz. 200 H.A. van Bottenburg Amsterdam 1940
[2] Segers, M.: Waagstuk Europa, blz. 132, Prometheus-Bert Bakker Amsterdam 2014
[3] Segers, M.: Waagstuk Europa, blz. 22, Prometheus-Bert Bakker Amsterdam 2014